Onderweg naar…
Om hem heen is het nog steeds donker. Hij heeft geen idee hoe lang hij hier opgesloten zit. Nergens komt licht naar binnen. Hij is de tijd kwijtgeraakt.Hij heeft al die tijd niemand gezien. Er is niemand om mee te praten. Er is niets te doen. Gelukkig is er voldoende ruimte in zijn cel om rechtop te staan, wat rond te lopen of te liggen. Hij mist zijn vrienden. Met hen is het altijd gezellig. Samen op jacht en daarna lekker barbecuen. Hij ruikt bijna de geur van het vlees. Het water loopt hem in de mond. Hier is niets te eten. Hij voelt zich verzwakt. Had hij zijn flesje maar bij zich. Na een slokje daaruit zou hij zich een stuk beter voelen. Zou het nog lang duren voordat hij weer daglicht ziet? Zal hij de reis overleven? Hij durft hier niet aan te denken, maar elke dag wordt zijn hoop op een goede afloop kleiner….